Het woord therapie stamt af van het Grieks ’therapeia’, hetgeen helen betekent, en ’therapeuein’, oftewel medisch behandelen. Vanuit dit perspectief kunnen we therapie beschouwen als een vorm van geneeskunde, een manier om van geestelijke ziekte en disfunctioneren te komen tot een normale, gezonde staat.

Logisch dan ook om de huisarts de poortwachter te maken van de GGZ, ons gevoelsleven te medicaliseren, patiënten te diagnosticeren aan de hand van de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, die te behandelen middels strakke protocollen, en het geheel te laten bekostigen door zorgverzekeraars middels zorgcontracten.

Dit systeem heeft zijn voor- en nadelen en al jaren wordt gezocht naar verbetering ervan door de aansturing, capaciteit of financiering te veranderen. Wat daarbij wat weinig aandacht krijgt, is de vraag wat therapie nu eigenlijk is en waartoe het dient. Of beter gezegd: waartoe het zou moeten dienen.

Realiteit

In het moderne streven naar success, geluk, fijne relaties en het ‘je beste zelf zijn’, lijken we te vergeten dat het leven zelden zo mooi is als op Instagram of zo simpel als een tweet.

De realiteit is dat elk van ons soms decennia lang rondloopt met trauma’s uit onze vroegste jeugd, door zaken als misbruik en mishandeling, maar even goed door afwezige, liefdeloze of scheidende ouders. De manier waarop we met de pijn hiervan omgaan maakt ons leven juist moeilijker en zorgt ervoor dat we het trauma doorgeven aan de volgende generatie.

De realiteit is dat iedereen worstelt met complexe thema’s zoals liefde, dood, ziekte, zingeving, relaties, ouderschap en werk. Biologie, sociale normen, persoonlijke wensen, generationele patronen en het moderne leven botsen hierin met elkaar en maken het moeilijk om te bepalen wat we nu eigenlijk willen, kunnen, mogen en moeten.

De realiteit is dat ons gevoelsleven onstuimig is, dat we naast geluk en plezier evengoed te maken hebben met angst, verdriet, schaamte, schuld, wanhoop, hulpeloosheid en zinloosheid. Dit zijn heftige gevoelens die we niet kunnen controleren maar waar we ons wel mee identificeren, waardoor we conclusies trekken en besluiten nemen met soms verstrekkende gevolgen.

De realiteit is dat iedereen meermaals in zijn leven de moeilijke transitie maakt van de ene naar de andere levensfase. Hierin wordt van ons verwacht dat we het bekende en veilige omruilen voor het onbekende en onzekere, en onszelf opnieuw uitvinden zonder daar het juiste gereedschap voor te hebben.

Vergeet hierbij niet dat dit alles gebeurt in een wereld die, letterlijk en figuurlijk, in de fik staat en met een duizelingwekkende snelheid verandert. Extreme ongelijkheid tussen rijk en arm, klimaatverandering en technologische ontwikkelingen zorgen voor een onzekere toekomst.

Vergeet ook niet dat ons leven voor een belangrijk deel wordt bepaald door politici en ondernemingen die veelal gedreven lijken te worden door hebzucht, kortzichtigheid, onverschilligheid en zelfs regelrechte wreedheid.

En dat opvoeding, school en werk ons vaak wel cognitief, maar niet emotioneel en spiritueel voorbereiden op het mooie en moeilijke van het leven. We zijn beter in PowerPoint en Excel, dan in leven met compassie, respect, waardigheid, zingeving, authenticiteit, innerlijke vrijheid en levenslust.

De mens als menselijk wezen

Zo bezien is het dus eigenlijk doodnormaal om te lijden, vast te lopen, te kwetsen, gekwetst te worden en te verzanden in moeilijke emoties. Geen symptomen dus van een stoornis of ziekte, maar juist onlosmakelijk verbonden met het menselijk bestaan. Waardoor we juist door het aangaan van al deze ‘moeilijkheden’ groeien en wijzer worden.

Therapie zou zich daarom niet primair bezig moeten houden met het cognitief managen of chemisch onderdrukken van symptomen, maar met de mens als mens, een ‘human being’ in plaats van een consument, doelgroep of Human Resource die vanuit het hoofdkantoor gemanaged moet worden voor een beter bedrijfsresultaat.

Een menselijk wezen dus met een ziel dat streeft naar een waardig en zinvol leven in verbinding met de wereld en de mensen om hem heen. Althans dat probeert, maar telkens struikelt over zijn eigen veters en het desondanks blijft proberen, omdat het leven er nu eenmaal is om te leven.

Therapie richt zich – of zou zich moeten richten – op wezenlijke groei van deze mens op de emotionele en existentiële laag die aan de basis ligt van alles wat we doen in het leven.

Hierbij bedoelen wij de gevoelens en overtuigingen van waaruit we weten dat we vanzelfsprekend waardig, goed, capabel, welkom, verbonden, en mooi zijn. En op het belichaamde weten waartoe we hier op aarde zijn, wat wijs en humaan handelen is, hoe we onze eigen verlangens, waarden en limitaties het beste kunnen afstemmen op die van andere mensen.

Therapie zou dit moeten doen met compassie en respect voor elk mens, zonder het stigma van stoornis en ziekte. En door de mens centraal te stellen in het proces van therapie, in plaats van protocollen en zorgafspraken. En door nadruk te leggen op het bouwen van een beter innerlijk fundament, in plaats van symptoombestrijding en medicalisering.

Therapie is begeleiding van mens tot mens, bij het levenslange proces van mens zijn en mens worden. Wij vragen ons af hoe de geestelijke gezondheidszorg eruit zou zien als die vanuit dit perspectief opnieuw zou worden ingericht.